Geschiedenis Vlaamse Veren
In de Romeinse tijd bestonden in onze streken reeds veren op plaatsen waar de heirwegen rivieren kruisten. Dit gebeurde doorgaans op doorwaadbare plaatsen, maar oeverbewoners hielden een bootje gereed voor het geval het waterpeil te hoog stond. De eerste veermannen begonnen zo heen en weer te varen. In de 12de eeuw werd het overzetten vaak door vissers verzekerd. De oudste vermelding van een veer dat nu nog bestaat dateert uit 1255. Dit document gaat over de overdracht van het Konkelveer tussen Schoonaarde en Berlare. Het Konkelveer verdween voor de Eerste Wereldoorlog. Dit document vermeldt ook Appels-Berlare over de Schelde. Dit is dus het oudste bestaande veer in de schriftelijke geschiedenis.
Veerpacht was belangrijk want bracht geld in het laatje van adellijke oeverbezitters of van abdijen. Tijdens de Franse overheersing kwam in 1798 een wet tot stand waardoor alle veerrechten aan de staat toekwamen. De verpachting van veerdiensten werd toen eenvormig gereglementeerd.
De Vlaamse regering besloot in 2020 dat alle Vlaamse veren onder de bevoegdheid van het agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) zouden komen. Naar aanleiding van dat besluit ging de Waterbus op de Schelde als eerste over naar MDK en zijn de veren die bij de Vlaamse Waterweg zaten stelselmatig overgedragen naar MDK. Enkel de veren op de gemeenschappelijke Maas blijven bij de Vlaamse Waterweg. In essentie blijft het systeem onaangeroerd. Via Vloot worden 7 grote veerdiensten in eigen beheer uitgebaat, de andere veren zijn concessies die opgevolgd worden door MDK, dus contracten met zelfstandige veermannen.
Sinds 1976 is het innen van veergelden vervallen, behalve op een paar privaat uitgebate veren.
De overzet biedt nog steeds gelegenheid aan voetgangers en fietsers om zich te verplaatsen weg van de autodrukte en daarbij worden vaak ook omwegen uitgespaard.
‘Simon Stevin’ maakt niet langer deel uit van VLOOT.
Het was een vertrouwd beeld geworden de Simon Stevin te zien liggen tegenover het Steenplein te Antwerpen. Na jaren dienst tussen Hoboken en Kruibeke of ook wel eens op het Kallebeekveer tussen Hemiksem en Bazel diende de ‘Simon Stevin’ als reserveschip en werd ook nog wel eens ingezet op het Sint Annaveer. Stilletjes is deze veerboot uit beeld verdwenen. We vernemen dat VLOOT het schip verkocht heeft.
Hoe een stoompont de ‘Simon Stevin’ werd
Weinigen die de modieuze ‘Simon Stevin’ op de Schelde als veerboot zagen varen tussen Hoboken en Kruibeke zullen vermoed hebben welke geschiedenis achter dit schip schuilgaat.
Het casco van de ‘Simon Stevin’ is nog een met klinknagels geklonken constructie. Die werd gebouwd als ‘Gemeentepont 18’ tussen 1930 en 1931 in opdracht van Gemeente Tram Amsterdam, sinds 1943 Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam. De Scheepswerf en Machinefabriek ‘Holland’ te Hardinxveld stond in voor vaartuig en machine, de ketels werden geleverd door de firma Suyver te Amsterdam. De oplevering had plaats op 25 maart 1931 en vier dagen later was de stoompont in Amsterdam. De kostprijs van het vaartuig bedroeg destijds 198.700 gulden. Er werden 7 stoomponten van deze serie gebouwd. Het nummer 18 was het laatste in deze reeks, en in feite een nabestelling, omdat men tot de conclusie was gekomen dat zes ponten niet zouden volstaan wegens de toename van het verkeer van voertuigen en langzaam verkeer over het IJ.
Ze kwam op 7 april 1931 in dienst op het Valkenwegveer. Ze voer dus over het IJ tussen de Ruijterkade achter het Centraal Station en de Valkenweg. ‘Gemeentepont 18’ zette er niet enkel voetgangers en fietsers maar ook auto’s over. In de loop van haar carrière bediende ze ook de twee andere veerdiensten over het IJ, namelijk Tasmanstraat – Distelweg en Ruijterkade – Buiksloterweg (Tolhuis).
Tussen juni 1957 en 6 april 1958 werd de stoominstallatie vervangen door een diesel-elektrische aandrijving. 19 april 1966 was een ongeluksdag voor de pont: op het traject van het Adelaarswegveer dat ze toen voer kwam ze in aanvaring met het zeeschip ‘Berkelstroom’. De averij aan boord van de pont was aanzienlijk maar ze kon hersteld worden.
In 1990 werd de pont verkocht aan Handels- en Scheepvaarbedrijf ‘Oosterwijk’ in Hendrik Ido Ambacht, met de bedoeling deze in te zetten voor het uitvoeren van zware transporten. In mei 1990 werd ze overgedragen.
Toen kreeg de geschiedenis van het schip echter een andere wending:
De Vlaamse Gemeenschap keek uit naar een veerpont die ze onder eigen beheer zou kunnen inzetten voor de verbinding Lillo – Doel. Minister Sauwens wilde immers dit en andere Scheldeveren in eigen beheer nemen om de exploitatiekosten te drukken. Scheepvaartdeskundige François Van Reeth verbonden aan de Afdeling Zeeschelde sloot de koop af en nog in hetzelfde jaar 1990 kwam de voormalige ‘Stoompont 18’ naar Antwerpen. Ze werd er ‘Simon Stevin’ herdoopt, naar de bekende Nederlandse wiskundige en ingenieur met Vlaamse roots. De motoren van het schip waren echter niet krachtig genoeg om regelmatig tussen Lillo en Doel te varen, en zo kwam ze in dienst op het gekende ‘Kallebeekveer’ tussen Hemiksem en Bazel en werd ze ook dikwijls ingezet tussen Kruibeke en Hoboken. Deze veerdiensten zijn zeer belangrijk zowel voor woon-werk als toeristisch verkeer. In een rapport uit 1997 staat b.v. dat vanuit Hemiksem in werkverkeer per jaar 14.600 voetgangers en 58.400 fietsers werden overgezet. Voor het toeristisch verkeer is dat 7.645 voetgangers en 30.583 fietsers. Vaartijden waren op werkdagen van 5u00 tot 23u45. De passagiersaantallen op deze veerdiensten zijn sindsdien nog toegenomen. Op de veerdienst Kruibeke – Hoboken en Bazel – Hemiksem zetten de schepen van Vloot jaarlijks respectievelijk meer dan 410.000 en meer dan 357.000 passagiers over. In 2013 draaide dat aantal respectievelijk rond de 301.000 en de 286.000. Vloot kan cijfers voorleggen waaruit blijkt de de Simon Stevin alleen al in de periode dat ze als reserveschip dienst deed nog meer dan 201.000 mensen vervoerde.
Het casco van ‘Gemeentepont 18’ is gebleven, zo’n geklonken structuur is werkelijk onverslijtbaar. Er kwam wel een overkapping voor de passagiers en er werden twee ‘containers’ geplaatst voor de bemanning. In de loop van de jaren ’90 kreeg de ‘Simon Stevin’ twee nieuwe motoren met een groter vermogen en 2 Holland Roerpropellers (HRP). Dit laatste is een goed bestuurbaar aandrijvingsmechanisme.
In het eerste decennium van deze eeuw was de ‘Simon Stevin’ aan een verjongingskuur toe. Hij bracht het voorjaar 2006 en tot in augustus door op de Scheepswerf ‘Van Rousselt’ aan het Asiadok in Antwerpen. Dat kon omdat inmiddels de ‘Jan van Eyck’ in dienst was genomen en ook de oude ‘Marnix van Sint Aldegonde’ de dienst bleef uitmaken. De ‘Simon Stevin’ kreeg hierbij andermaal nieuwe en sterkere motoren, de overkapping werd vervolledigd, ze kreeg een grondige onderhoudsbeurt en werd tegelijk grondig opgefrist. Er kwam een nieuwe keuken voor de bemanning en er werden nieuwe toiletten geïnstalleerd, waaronder ook één voor rolstoelgebruikers.
Vanaf september 2006 deed de verjongde en met zijn nieuwe livrei zeer fris aandoende ‘Simon Stevin’ terug dienst op de Schelde, op de vertrouwde veerverbinding Hoboken – Kruibeke. Nadat de ‘Pieter Breugel’ daar in dienst kwam in 2014 fungeerde de ‘Simon Stevin’ als reserveschip. Toen het Sint Annaveer tussen het Steenplein te Antwerpen en linkeroever in 2017 terug opgestart werd kwam de Simon Stevin daar de dienst versterken als aanvulling op de veerboot ‘Schelde’. Met de komst van de Marnix Van Sint Aldegonde alsook nu recenter de Op Stroom, besliste de directie van Vloot om de Simon Stevin te verkopen.
Het is leuk om te weten dat ook het lot van sommige andere van de 7 stoomponten van deze serie nog gekend is.
‘Gemeentepont 13’ is in het jaar 2005 uit de vaart gegaan en verbouwd tot drijvend restaurant. Ze ligt in de Houthaven van Amsterdam. Deze veerpont was door het Gemeente Vervoer Bedrijf al van een overkapping voorzien, zodat iedereen een droog plekje had tijdens de overvaart.
Alleen ‘Gemeentepont 15’ is nog in de vaart en wordt gebruikt voor het vervoer van zwaar transportmateriaal, shovels en grote zware heftrucks die in de havens gebruikt worden en lastig over de weg te vervoeren zijn.
‘Gemeentepont 16’ is naar België (Gent) vertrokken en daar gesloopt bij een scheepssloperij. Het is wel mogelijk dat het casco nog bestaat en gebruikt wordt voor zwaar materiaal. In Nederland liggen ook nog enkele casco’s van veerponten in het water die o.a. gebruikt worden als bunkerstations.
Twee later gebouwde Amsterdamse veerponten met de nummers 23 en 24 zijn jaren geleden aangekocht door Western Ferries in Schotland en overzee door een sleepboot daarnaartoe gesleept. Ze doen tot op vandaag dienst op de Clyde, nummer 24 als ‘Sound of Sanda’ en nummer 23 als ‘Sound of Scalpay’. Ze zijn deels verbouwd en van HRP-propellers voorzien. Ze hebben sterkere motoren gekregen en zijn zeer wendbaar geworden. Kunnen als ’t ware dwars oversteken. Ze varen tussen Gourock en Dunoon in een 20-minutendienst.
Auteur van dit artikel : Walter Resseler, Coördinator van Vrienden van de Vlaamse Veren
Literatuur: P.H. Kiers. Een eeuw gemeenteveren. Stichting Amsterdams Openbaar vervoer Museum (A.O.M.), 1999. 72 pag. (Over ‘Stoompont 18’ blz. 50)
Uit dit boek ontleenden we een illustratie.
Dankzij de heer Kiers kwamen we op het spoor van dit verhaal. In 2001 voerden we briefwisseling met hem. De heer Kiers overleed op 11 juni 2002 op 72-jarige leeftijd. Hij was op weg naar de stoomtram Hoorn – Medemblik waar hij, zoals zo vaak, als vrijwilliger dienst zou doen als conducteur. Veel gegevens voor dit artikel kregen we van wijlen Karel Brouwerens (Vrienden van de Voetveren, Nederland). Ook dank aan wijlen Cees de Bijl voor de technische wenken en de foto, en aan Jan Hurkmans voor het nalezen van eerste versie van het artikel die in 2010 voltooid werd. Eveneens dank aan Daphne Vanhoucke, communicatieverantwoordelijke van MDK en Vloot voor de recentste aanvullingen.
Aangekondigde publicatie en tentoonstellingen
Veerpont en scheepswerf Cyriel De Smet
Bouw van de gaffelsloep ‘Anemone’
Op de website van Watererfgoed Vlaanderen verscheen begin april 2020 een eerste persbericht over de vroegere scheepswerf van Cyriel De Smet. Met dit artikel willen wij u vooreerst informeren over de grote thema’s van het boek en over het waar en wanneer van de tentoonstelling.
Duizend jaar veerpont
De tentoonstelling en bijhorend boek handelen in wezen over de realisaties van de ambachtelijke scheepswerf van de familie De Smet. Deze scheepswerf was in de eerste helft van de 20ste eeuw gelegen aan de Leie in het voormalige vlasdorp Gottem, heden deelgemeente van de stad Deinze, en wel aan het veer Gottem-Machelen.
Dat veer werd vanaf de 17de eeuw uitgebaat door de rechtstreekse voorzaten van de familie De Smet vanuit de herberg ‘Den Overzet’ op Gottem. Reeds voordien, in 1438, werd door de dorpsheer van Olsene klacht neergelegd bij ‘De Keure’ in Gent tegen Simoen van Verdeghem omdat hij mensen over de Leie gezet had mits betaling. Dat Goed te Verdeghem, was gelegen aan de overkant van Leie, op Machelen. In de annalen van de Gentse Sint-Pietersabdij wordt dit goed al vermeld in het jaar 941: “In villa Fredingahem mansum unum in quo duo homines habitant”, of in vertaling: ”In de plaats die men Verdeghem noemt een woonst waar twee gezinshoofden wonen”. Die plaatsnaam Verdeghem duidt duidelijk op het bestaan van een veer of overzet. Dit wordt overigens bevestigd doordat het Goed te Verdeghem op Machelen en de herberg ‘Den Overzet’ op Gottem precies liggen op die plaats waar de winterbedding van de Leie het smalst is en de aloude Pontstraat op Machelen en deze op Gottem precies uitmonden op de Leie.
De veren op de Leie ten zuiden Deinze zijn dan ook het thema van een inleidend gedeelte van tentoonstelling en boek. In een volgend gedeelte, hoofdstuk twee, wordt het veer en ‘t Goed te Verdeghem’ in het bijzonder beschreven en de geschiedenis van de rechtstreekse voorzaten tot het wedervaren van de laatste veerman Cyriel De Smet .
De vergane scheepswerf
De geschiedenis van de scheepswerf zelf wordt, bij gebrek aan nagelaten schriftelijke documenten, in een derde hoofdstuk opgesteld aan de hand van een nagelaten fotoalbum en intens opzoekingswerk. De werf werd opgestart door vader Adolf De Smet en het fotoalbum bevatte nog enkele foto’s van de periode. Hélaas overlijd hij vroegtijdig in 1905 en het duurt tot na WO I dat zijn zoon Cyriel de werfleiding kan op zich nemen. Met het opkomen van de watersport, was er duidelijk interesse van roei- en motorbootbezitters voor onderhoud en winterberging van hun schepen. De ombouw van de tjalk ‘Waterhoen’, voor Adolf De Coene van de N.V. Kunstwerkstede Gebroeders De Coene, leidde tot persoonlijke ontmoetingen van Cyriel De Smet met Koningin Elisabeth en Prinses Astrid. Met zekerheid weten we dat Cyriel in 1920, een nieuwbouw zeilschip ‘River Trent’, gebouwd heeft. Deze gaffelsloep is de eerste van dertien zeilschepen die we op de foto’s hebben kunnen identificeren. Deze schepen werden gebouwd voor Vlaamse klanten behalve twee die door Nederlandse industriëlen besteld werden. Cyriel De Smet heeft jachtontwerpen van Morgan Giles, Harrison Butler, Leopold Standaert en Frits Mulder, gebouwd. Daarna bespreken we ook de motorschepen en wherry die te zien zijn op de foto’s, om zo een beeld te geven van wat er op de scheepswerf zoal te zien was tijdens haar bestaan.
Tenslotte wordt in een vierde deel ingegaan op de bouw, door Cyriel De Smet, van de gaffelsloep de ‘Anemone’. Met meer dan veertig foto’s op een totaal van 140 stuks, is de bouw van de ‘Anemone’ bijzonder goed gedocumenteerd. Dit liet ons toe om stap voor stap het bouwproces te reconstrueren en toe te lichten voor zij die niet zo vertrouwd zijn met de traditionele houten scheepsbouw. Voor kenners en experten zijn de unieke beelden een bron van nog uit te pluizen informatie. Van de drie nog bestaande zeiljachten, werd de ‘Anemone’ op 16 juni 2017 opgenomen in de inventaris van het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid als ‘vastgesteld varend erfgoed’ (ID14472). Hoofdstuk vier zal een waardevolle aanvulling zijn bij de informatie die tot nu toe beschikbaar was over de ‘Anemone’.
Gered van de vergetelheid
Bij de publicatie van het boek hoort een tentoonstelling die op vijf plaatsen in Vlaanderen zal opgesteld worden. De tentoonstelling zal naast het uitvergroot, uniek fotomateriaal, ook vele voorwerpen en onderdelen van vroegere jachten laten zien. Een maquette van de scheepshelling van de werf Cyriel De Smet zal de primitieve doch ingenieuze wijze waarop men schepen tot tien ton te water liet zonder hijskranen. Daarnaast worden er een zevental thema’s in korte videofragmenten vastgelegd door regisseur Elise Eetesonne. Ze zullen te zien zijn op de tentoonstelling en gekoppeld worden via de Faro erfgoedapp op de locatie van de vroegere scheepswerf en opgenomen worden in de fietsroute ‘Over de schreef’ van Vlaanderen-fietsland.be. Mits verdere versoepelingen van de Covid-19 beperkingen, plannen we te starten op 19 september 2020 te Baasrode. Daarna in volgorde te Deinze, Gent, Antwerpen. Op de pagina ‘Nieuws van de Vlaamse Veren‘ houden we jullie geregeld op de hoogte van de plekken en de tijdsperiodes waarop deze tentoonstelling te bezichtigen is.
Met dank aan de organisatoren.
De laatste loodjes
In dit project is het onderzoek en de opstellen van de teksten het werk van drie individuen zonder commerciële verdienste. Zonder de subsidies van de provincie Oost-Vlaanderen, het Platform Omgeving Leie en Schelde, POLS, en de gemeente Zulte zou het project niet levensvatbaar geweest zijn. Rest ons nog een financiële kloof te overbruggen waarvoor wij u hulp vragen.
Het kennis- en expertisecentrum voor onroerend erfgoed Herita ondersteunt ons project door een erfgoedrekening ter beschikking te stellen waarop u een gift kan doen waarvan u een 45% fiscale aftrok bekomt met attest. Voor informatie en giften zie www.herita.be/scheepswerf-van-cyriel-de-smet-komt-tot-leven-boek-en-tentoonstelling
Uw gift, de laatste loodjes, zal ons toelaten om dit project volledig te kunnen realiseren en financieel draagbaar te maken. Wij danken u alvast voor uw gift en kijken uit naar uw reactie bij het zien van de onuitgegeven foto’s van de toenmalige scheepswerf De Smet.
Tekst: André Goeminne en Frits De Waele
Coördinatie: Luc Levrau
Publicatie in “the spotlight”
KASTEL heeft drie VEREN
KASTEL heeft drie VEREN: naar Baasrode, naar Sint-Amands, en naar Mariekerke.
In deze tekst, samengesteld door Luc Wuytack, wordt getracht een historisch overzicht te geven van de drie veren over de Schelde vanaf de middeleeuwen tot heden. Er wordt uitvoerig gebruik gemaakt van archiefdocumenten, aangevuld met beeldmateriaal, om het ontstaan en de evolutie van de veren weer te geven. Ook de situatie tijdens het Frans Bewind (1795-1815), met de ‘Adjudication [gunning]’ (1804) en de ‘Réadjudication’[hernieuwde gunning] (1810) komt uitgebreid aan bod. Binnen de algemene historische context wordt elk van de drie veren afzonderlijk behandeld, met bijzondere aandacht voor het veer van Sint-Amands in de periode voor en tijdens de heroprichting in 1867.
Die historische context is ook van toepassing op andere veren en kan van nut zijn voor al diegenen die er aan denken om de geschiedenis van het veer op hun grondgebied te beschrijven. Leden van KVNS zullen ook met genoegen vaststellen dat ook het historische veer ter hoogte van Steenovens aan bod komt. De tekst bevat ook een bijdrage van Walter Resseler over de huidige veermannen en hun veerboten, voorzien van recente foto’s en gegevens over de drie veren.
Belangstellenden kunnen de tekst als pdf-bestand (7mb) downloaden.
KASTEL heeft drie VEREN (mei 2014).pdf
Deze tekst over de veren werd opgenomen in het boek “KASTEL een dorp aan de Schelde” dat Luc Wuytack in 2018 publiceerde. De auteur die in 2020 overleed gaf ons toestemming om deze tekst in pfd-formaat te verspreiden.